Jan Maarten Slagter (Quintus 1987), directeur Vereniging van Effectenbezitters (VEB)
Iets vertellen over mijn Quintus-ervaring? Dat is net zo lastig als beschrijven hoe het is om een zoogdier te zijn. Of hoe het voelt om Jan Maarten te heten. Na meer dan een half leven Quint-zijn is het deel geworden van wie ik ben en moet ik bijna uit mezelf treden om het te kunnen zien.
Toch een poging. Quintus was in mijn El Cid-week de nieuwe vereniging in Leiden - net acht jaar oud, je had kans nog een oprichter tegen te komen, zwoegend aan een oudestijl-doctoraal. Vaders en ooms konden nog geen lid zijn geweest en je voelde de lichtheid daarvan: de tradities moesten nog gevormd worden, de geschiedenis nog geschreven.
En halfjaar later, net lid van een dispuut, werd Quintus een deel van mijn eerstejaarsrooster. Maandagochtend moest ik naar werkgroep en college, 's avonds werd ik verwacht op de borrel. Ik was er met mijn jaargenoten als eerste, soms stond ik in mijn fonkelnieuwe dispuutstrui alleen aan een lege bar. Toch maar twee biertjes bestellen - anders had je blijkbaar geen vrienden.
Verplichting werd snel verleiding. Ik leerde in de loop van de tijd de weg in de vele kamertjes in het zeventiende-eeuwse grachtenpand, waar commissies en disputen onder de hanenbalken vergaderden, een tienlitervaatje Bavaria onder handbereik. Dispuutsgenoten werden vrienden, de eigen plek in een hoek van de borrelzaal werd verdedigd. In de Marezaal legde ik na het eten een biljartje.
Het perspectief op Quintus kantelde weer compleet op die dag in maart toen ik onder valse voorwendselen naar een geheime lokatie was gelokt en daar het voltallige bestuur, in vol ornaat, op mij zat te wachten: 'Wil jij voorzitter worden van het vijftiende bestuur der ALSV Quintus'? - nog steeds een van de meest adembenemende momenten in mijn leven. Ondanks andere plannen en nog een behoorlijk studieprogramma voor de boeg nooit serieus getwijfeld. Acht relatieve onbekenden werden bijna familieleden. Voor het eerst in mijn leven was ik verantwoordelijk voor meer dan mijzelf: met onze baromzet waren we een van de grootste horecabedrijven van Leiden, voor de universiteit en de gemeente waren we het aanspreekpunt, met onze zusterverenigingen in het land en de andere Leidse verenigingen bedreven we borreldiplomatie. Burgemeestertje spelen in driedeel.
Pas afgestudeerd was Quintus de plek om te vergeten dat je volwassen moest worden. De ochtend na een reünistenfeest moest de werkgever worden afgebeld.
Langzaam raakte het Quintus-gevoel los van die plek in Leiden. De verhuizing van de sociëteit in 1995 maakte de afstand nog wat groter: prachtig gebouw, maar niet meer van mij. Met vakantie naar Frankrijk met het oud-bestuur, dispuutshuwelijken en -kinderen, jaargenoten die je op kantoor tegen het lijf loopt.
Als ik in de buurt ben, loop ik in Leiden langs het restaurant dat inmiddels op de hoek van de Korte Mare en de Oude Singel is gevestigd en druk mijn neus tegen het raam. Hier was het.